Opmerkelijk genoeg bleef DKW bij haar eigen thuis-Grand Prix weg, maar daar stond tegenover dat er voor het eerst deelname uit de Duitse Democratische Republiek was: privérijderEdgar Barth met een Norton en MZ verscheen in de 125cc-klasse met de fabrieksrijdersHorst Fügner en Erhart Krumpholz. Geen van hen scoorde punten. De Duitse Grand Prix werd overschaduwd door het overlijden van de Brit Dennis Lashmar.
500cc-klasse
Geoff Duke won zijn derde Grand Prix op rij, maar was met nog drie races te gaan nog steeds niet zeker van de wereldtitel. Ray Amm finishte slechts drie seconden na Duke. Daarachter waren de gaten groter: derde man Reg Armstrong had al meer dan een minuut achterstand. De MV Agusta 500 4C kwam nog steeds niet uit de verf: Dickie Dale werd als twintigste geklasseerd en Carlo Bandirola viel uit. Dennis Lashmar kwam ten val en overleed als gevolg van een schedelbasisfractuur.
Net nu het erop leek dat Moto Guzzi het lek boven had en in twee GP's goed had gescoord, vielen Fergus Anderson, Enrico Lorenzetti en Ken Kavanagh terwijl ze aan de leiding gingen uit met technische problemen. Dat opende de weg voor Ray Amm, die de race won, maar de leiding in de WK-stand moest overlaten aan Rod Coleman, die met zijn AJS 7R3 tweede werd. Georg Braun scoorde een punt met de Schnell-Horex. DKW was vreemd genoeg niet verschenen, evenmin als MV Agusta. Zowel de DKW RM 350 als de MV Agusta 350 4C bevonden zich nog in het ontwikkelingsstadium.
Werner Haas was al wereldkampioen 250 cc, maar hij won nu ook de vijfde Grand Prix op rij voor zijn stalgenoot Rupert Hollaus. Helmut Hallmeier werd derde met zijn Adler-tweetakt.
Ook in de 125cc-race werkte de rolverdeling bij NSU: Rupert Hollaus won zijn vierde Grand Prix en was daarme zeker van zijn wereldtitel. Werner Haas werd tweede voor Carlo Ubbiali met de MV Agusta Bialbero 125.
De zijspanrace ving aan zonder WK-leider Eric Oliver, die tijdens de internationale Feldbergrennen een arm gebroken had. Wilhelm Noll en Fritz Cron zaten het hele seizoen al op het vinkentouw en wonnen de race. Ook een tweede BMW-team, Walter Schneider en Hans Strauß, versloeg Oliver's stalgenoten Cyril Smith/Stanley Dibben. Oliver behield de leiding in de WK-stand, maar Willy Noll naderde hem tot twee punten.