Peganum harmala

Peganum harmala
Peganum harmala
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'Nieuwe' tweezaadlobbigen
Clade:Malviden
Orde:Sapindales
Familie:Nitrariaceae
Geslacht:Peganum
Soort
Peganum harmala
L. (1753)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Peganum harmala op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Peganum harmala, soms 'Syrische wijnruit' genoemd, is een kruidachtige overblijvende plant, waarvan alleen de ondergrondse wortelstok verhout, uit de familie Nitrariaceae. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1753 gepubliceerd door Linnaeus in Species plantarum.[1] De naam 'harmala' nam hij over van Rembert Dodoens, die hem als geslachtsnaam gebruikte.[2][noot 1] De plant vindt veel toepassing in de volksgeneeskunde van Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De plant bevat een groot aantal alkaloïden; alle delen van de plant zijn giftig.[3]

Kenmerken

De tot 80 cm hoge plant heeft een struikachtige groei, met vanaf de basis sterk vertakkende stijve stengels die alleen in het onderste deel licht verhouten. 's Winters sterft hij bovengronds af. De vleesachtige bladeren staan verspreid langs de stengel, zijn heldergroen, 2–5 cm lang, en 3 of meer keer onregelmatig dichotoom vertakt tot lijnvormige slippen, en hebben aan de basis twee steunblaadjes.[3]

De plant bloeit van het eind van de lente tot het begin van de herfst, in sommige gebieden, waaronder Israël, eerder. De bloemen staan in het bovenste deel van de stengel, steeds tegenover een blad op een 2–5 cm lange bloemsteel. Ze zijn vijftallig, met 5 lijnvormige kelkbladen van 1,5–2 cm lang, soms tegen het eind gesplitst in lijnvormige slippen, en 5 roomwitte ovale 15–20 mm lange en 6–9 mm brede kroonbladen met een geelgroene lijnvormige tekening aan de basis. Het aantal meeldraden bedraagt 15. Het vruchtbeginsel is driehokkig. De vrucht is vrijwel bolrond. De zaden zijn donkerbruin, 3–4 mm lang, driehoekig, licht gekromd, met een ruw oppervlak.[4]

Verspreiding en habitat

De soort groeit in licht zouthoudende bodems bij oases in woestijnen en in streken met een mediterraan klimaat. Van nature komt hij voor in het hele Middellandse Zeegebied en in het verlengde daarvan in Azië tussen ruwweg dezelfde breedtegraden, tot aan de Gele Zee.

Naamgeving

Deze soort heeft een geschiedenis in de literatuur die teruggaat tot de oudheid. De eerste die een beschrijving geeft is Dioscorides,[5] die hem in zijn Περὶ ὕλης ἰατρικῆς (Peri hylés iatrikés; de materia medica) noemt als πήγανον ἄγριον (Péganon agrion; agrion = uit het wild), naast πήγανον κηπεον (Péganon kèpeon; gekweekt) en πήγανον ὀρεινον (Péganon oreinon; uit de bergen).[6] In de eerste vertalingen die van Dioscorides' werk vanaf de eerste helft van de zestiende eeuw verschijnen, wordt de soort 'Ruta sylvestris' genoemd, meestal samen met 'Ruta hortensis' (de wijnruit, Ruta graveolens) en 'Ruta montana'.[7][8] Ook Rembert Dodoens maakt in 1553 in zijn Trium priorum de stirpium historia melding van de plant als 'Ruta sylvestris', met de Griekse naam πήγανον ἄγριον, door sommigen 'Moly' of 'Harmala' genoemd, door Pseudo-Apuleius 'Viperalis' en door apothekers 'Harmel'.[9][noot 2] Behalve Pseudo-Apuleius noemt Dodoens in 1553 geen bronnen voor zijn namen.[noot 3] In 1583 heeft hij een veel betere illustratie, en plaatst hij de soort onmiddellijk onder de Ruta's in een eigen geslacht 'Harmala'. Hij geeft dan aan dat hij de naam πήγανον ἄγριον (péganon agrion) van Dioscorides heeft, dat de soort volgens die auteur in Cappadocië en Galatië groeit, en daar μωλυ (moly) wordt genoemd, en somt vervolgens op welke geneeskrachtige eigenschappen de plant in diverse vormen had volgens Galenus.

De naam 'moly' is vervolgens een bron van verwarring. Volgens Nóra Zergi wordt 'μωλυ' ('moly') voor het eerst genoemd in boek 10 van de Odyssee van Homerus.[10] Ook Theophrastus zou later melding van een soort met die naam hebben gemaakt. Moly zou van het Sanskriet 'mūla' komen, wat wortel betekent. Homerus verhaalt dat de plant moeilijk uit de grond te trekken is.[10] De naam 'moly' zou, volgens Dioscorides, in Cappadocië en Galatië zijn gegeven op basis van de witte bloemen en zwarte wortel, een overeenkomst met de 'echte moly',[11] die hij, volgens Zergi, ook beschrijft, en die volgens haar met grote waarschijnlijkheid Mandragora is.[12]

In 1623 plaatst Bauhin in zijn Pinax de soort onder de naam 'Ruta sylvestris flore magno albo' nog onder de Ruta's,[13] maar in 1738 neemt Linnaeus de zienswijze van Dodoens en Tournefort over, en plaatst de soort in een eigen geslacht.[14] In 1753 geeft hij de soort tot slot de naam Peganum harmala, met een verwijzing naar de uitgebreide synonymie in Bauhins Pinax.[1]

Type

Brian Laurence Burtt en Patricia Lewis gaven in 1954 'Cult. in Horto Upsaliensi (Linn)' op als lectotype voor de soort.[15] Dat materiaal in The Linnean Herbarium bleek echter uit twee herbariumbladen (LINN 621.1 en 621.2) te bestaan die niet aantoonbaar op dezelfde plaats en tijd verzameld waren (single gathering). In theorie had vervolgens een van die twee bladen als type aangewezen kunnen worden, maar in 1993 selecteerde Mohammed Nabil El Hadidi 'Clifford Herbarium 206, Peganum no. 1'[16] als lectotype. Omdat het lectotype van Burtt & Lewis niet uit een single gathering bestond, was ICBN Art. 9.15 (Vienna Code)[17] hier niet van toepassing, en moet de keuze van El Hadidi gevolgd worden.[18]

Synonymie

  • Peganum harmala L. (1753)
    • Peganon harmalum (L.) St.-Lag. (1880)[noot 4]
  • Harmala peganum Crantz (1766)
  • Peganum dauricum Pall. (1771)
  • Mesembryanthemum caspicum S.G.Gmel. (1784)
  • Harmala multifida All. (1785)
  • Harmala syriaca Bubani (1901)
  • Peganum rothschildianum Buxb. (1927)

Afbeeldingen

  • Habitus vegetatief
    Habitus vegetatief
  • Habitus bloeiende plant
    Habitus bloeiende plant
  • Bloem
    Bloem
  • Bloem en onrijpe vrucht, met goed zichtbaar de smalle kelkbladeren
    Bloem en onrijpe vrucht, met goed zichtbaar de smalle kelkbladeren
  • Rijpe geopende vruchten
    Rijpe geopende vruchten
  • Gedroogde planten in zaad op een markt in Kentaū, Kazachstan
    Gedroogde planten in zaad op een markt in Kentaū, Kazachstan
  • Zaden
    Zaden

Externe links

  • Peganum harmala in Plants Of the World Online
  • Peganum harmala in Tropicos.org, Missouri Botanical Garden
Bronnen
  • Flattery, D.S. & Schwartz, M. (1989). Historical and geographical availablitity of Harmel. Haoma and Harmaline: The Botanical Identity of the Indo-Iranian Sacred Hallucinogen "Soma" and its Legacy in Religion, Language, and Middle Eastern Folklore: 31–44; University of California Publications, Near Eastern Studies Volume 21.
  • Zergi, N. (2010). ΜΩΛΥ. in: Czeglédy, A., Horváth, L., Krähling, E., Laczkó, K, Ligeti, D.A. & Mayer, G., Pietas non sola Romana, Studia memoriae Stephani Borzsák dedicata: 219–224; download link
Referenties
  1. a b Linnaeus, C. (1753). Species plantarum: 444
  2. Dodoens, R. (1583). Strirpium historiae pemptades sex: 121
  3. a b African rue or Harmel (Peganum harmala L.) in: Encycloweedia, cdfa.ca.gov. (gearchiveerde pagina); Geraadpleegd op 17 februari 2021
  4. Peganum harmala in: Flora of China vol. 11 (2008)
  5. Flattery & Schwartz (1989): 36
  6. Zie bijvoorbeeld in deze uiterlijk 7e-eeuwse handgeschreven kopie van Περὶ ὕλης ἰατρικῆς: 120
  7. Ruel, J. (1529). P. Dioscoridae pharmacorum simplicium reique medicae libri VIII: 171 ro
  8. Mattioli, P.A. (1554). Commentarii in libros sex Pedacii Dioscoridis Anazarbei, de medica materia: 348
  9. Dodoens, R. (1553). Trium priorum de stirpium historia commentariorum imagines ad vivum expressae: 132
  10. a b Zergi (2010): 219
  11. Flattery & Schwartz (1989): 32
  12. Zergi (2010): 220
  13. Bauhin, C. (1623). Pinax: 335–336
  14. Linnaeus, C. (1738). Hortus Cliffortianus: 206
  15. Burtt, B.L. & Lewis, P. (1954). On the Flora of Kuweit III. Kew Bulletin 9(3): 409; het uitroepteken achter 'Linn' betekent dat ze zelf het materiaal gezien hebben.
  16. Peganum harmala; foto van het herbariumblad in het Clifford Herbarium
  17. ICBN (Vienna Code) Art. 9.15; wat dit betekent is dat bij de selectie van een lectotype de keuze niet beperkt bleef tot de twee exemplaren die eerder door Burtt & Lewis waren aangewezen, omdat die geen deel uitmaakten van een single gathering.
  18. Peganum harmala in: The Linnaean Plant Name Typification Project, Natural History Museum, London
Noten
  1. In zijn Genera plantarum van 1754 noemt Linnaeus Joseph Pitton de Tournefort als bron voor de naam 'Harmala', maar die had hem ook van Dodoens, zie: Linnaeus, C. (1754). Genera plantarum ed. 5: 204, no 530 en Tournefort, J.P. de (1700). Institutiones rei herbariae 1: 257 en 2: 133
  2. Dodoens' Trium priorum de stirpium historia was een bewerking en uitbreiding van De historia stirpium commentarii insignes (1542) van Leonhart Fuchs. Fuchs vermeldt ook een 'Peganon', echter niet 'agrion' maar κηπουτον (kèpouton, van de tuinman). Hij noemt die plant bij de naam 'Ruta hortensis' (= Ruta graveolens L., de wijnruit), zie: Fuchs, L. (1542). De historia stirpium commentarii insignes: 615. Dodoens neemt die soort eveneens op, naast 'Ruta sylvestris'.
  3. Omdat het boek een bewerking is van De historia stirpium van Fuchs, wat hoofdzakelijk gebaseerd was op Dioscorides, en Dodoens daarnaast namen van Dioscorides opneemt die bij Fuchs ontbreken, moet ook in dit werk de invloed van Dioscorides groot zijn geweest.
  4. Saint-Lager vatte het epitheton 'harmala' onterecht op als een bijvoeglijk naamwoord; het is een zelfstandig naamwoord of, in de termen van de ICN, a word in apposition.